Zaak 37 (1934, Merksem)

(Pieter De Ketelaere)

Langs een van de noordelijke invalswegen naar Antwerpen lag “Villa Iris”, een charmante open bebouwing in cottagestijl. De woning bevond zich in aan de rand van Merksem, een voorheen landelijke gemeente die door de suburbanisatie steeds meer werd opgenomen in de Antwerpse agglomeratie. De regio was in het bijzonder aantrekkelijk voor rijke Antwerpenaren die van het platteland wilden genieten in de nabijheid van de stad. In de zomer van 1934 werd de vrouw des huizes door haar echtgenoot om het leven gebracht. Het gerechtelijke onderzoek documenteert ons over het exterieur en drie binnenruimtes (nachthal en twee slaapkamers).


Bewoners 

Het gezin bestond uit een man (46 jaar) die natiebaas was te Antwerpen, zijn vrouw (44 jaar) die thuisbleef voor het huishouden en hun zoontje (14 jaar). Het dienstpersoneel – meid en tuinman – hielp bij het onderhoud van de woning, maar sliep niet in. Met een maandelijks inkomen van 5.000 fr behoorde het gezin tot een welstellende middenklasse.

De villa

De villa werd gebouwd tussen 1920-1925. De indeling van de eerste bouwlaag en de halfverzonken kelderverdieping met aparte dienstingang blijft voorlopig onbekend. Onder het dak bevonden zich de nachthal en drie slaapkamers, een aparte badkamer was er hoogstwaarschijnlijk niet. Het huis was voorzien van gas, elektriciteit en centrale verwarming.
Een ijzeren hekken scheidde de baan de van de voortuin die werd gesierd door bloemenstruiken en enkele tuinornamenten. De achtertuin bevatte een boomgaard en hokken of rennen voor pluimvee.

Een stilistisch onderscheid

De slaapkamers waren bemeubeld met typische 19de-eeuwse slaapkamerensembles bestaande uit een bed, spiegelkast, toiletcommode, nachtkastjes en stoelen in één verbindende stijl. In de ouderslaapkamer ging het om neo-Lodewijk XVI-stijl met zijn kenmerkende bloemenslingers, vierkantige rosetten en cannelures. De meubelen in de kinderslaapkamer getuigden eveneens van een neoklassieke stijl, maar hier deden de ornamenten en details eerder denken aan Engelse stijlen zoals Hepplewhite of Sheraton. Het lampetstel in faience van de ouders komt van bij Boch La Louvière en draagt het decor “Hongrois”, geïnspireerd door de geometrische art nouveau uit Centraal-Europa. De meer florale art nouveau was vertegenwoordigd in twee sierkannen in Boheems glas op de schouw. In beide slaapkamers hing een wijwatervaatje naast de deur. In de kinderslaapkamer werd dat nog aangevuld met religieuze souvenirs uit Lourdes.
Terwijl de losse inrichting getuigde van ‘gedateerde’ stijlen, leek de vaste inrichting meer te beantwoorden aan de stijl van het interbellum. Het geometrische behang van de ouderlijke slaapkamer was in aparte panelen aangebracht en afgeboord met een zigzagmotief. Het behang in de kinderslaapkamer  beeldde Japanse kerselaars af wat paste in de stroming van het Japonisme. In deze kamer was de muur behangen tot de hoogte van de deur en was afgeboord met een bordure of met een blokjesmotief aan de rand. Op de vloer lag linoleum of balatum met een modernistisch geïnspireerde opdruk.

 

                                                                         Scroll verder naar beneden waar sommige objecten verder worden toegelicht.                                                                

Beelden plaats delict

Referentiebeelden


Exterieur

Villa in cottagestijl

De cottagestijl ontstond in de 19de eeuw vanuit een ideaalbeeld van het landelijke wonen. Rijke burgers bouwden landhuizen buiten de stad en streefden daarbij een pittoresk karakter na. Tijdens het interbellum bleef de stijl populair. Een typisch kenmerk is het levendige volumespel van erkers, dakkapellen,  schoorstenen, uitstekende hoeken etc. Het materiaalgebruik beoogde een "authentiek" karakter: hout, metselwerk etc. Soms werd het oog echter bedrogen zoals hier het geval was. Echte zandsteen werd geïmiteerd door simili-pierre, een speciale pleister met imitatievoegen dat veel voorkwam tijdens het interbellum.

Gevelsteen "Villa Iris"

In tijden zonder huisnummers, was het gebruikelijk huizen een naam te geven aan de hand van een specifiek kenmerk, een bewonerof een sculptuur in de gevel. Na de introductie van het huisnummer was dit niet meer nodig. Toch bleef het gebruik bestaan en kende het vooral tijdens de belle époque een heropleving. Mensen kozen vaak de naam van een van hun kinderen, maar ook klassiekers als de vier jaargetijden of bloemennamen waren erg populair. De "Villa Iris" plaatste zich met haar vernoeming naar de irisbloem in deze lange traditie van huizennamen.

Overdekte dienstingang

De dienstingang bevond zich aan de zijkant van het huis en was toegankelijk door een verzonken trap die overdekt was met een luifelcontstructie in metaal en "bergjesglas".  Een smeedijzeren lantaarn aangesloten op elektriciteit zorgde voor de verlichting. Hoewel het  inhuren van huispersoneel sterk verminderd was in vergelijking met de periode vóór de Eerste Wereldoorlog , was het nog steeds gebruiktelijk tijdens het interbellum. Het gezin had een meid in dienst die elke dag langskwam voor het huishouden, maar ook de tuin werd onderhouden door een tuinman.

Tuindecoraties: medicivaas en boule de verre

Naast keurige beplantingen, werd de tuin van de villa ook gesierd door een aantal tuinornamenten. Een medicivaas met een struikje stond langs de oprit en voor de veranda stond een spiegelbol of boule de verre op een metalen voet. Dergelijke spigelballen kwamen al zeer lang voor, zowel buiten als binnen, en ook tijdens het interbellum waren ze geliefde tuinornamenten. Critici waren echter verdeeld over hun reputatie. Sommigen interpreteerden het als een teken van voornaamheid, anderen zagen het als een uiting van kleinburgerlijke kitsch, zoals wordt gevat in de volgende versregels van Albert de Neuville (1864-1924): 

Tout heureux d’avoir mis
Dans son jardin, une boule de verre,
Il attend ses amis,
Le petit propriétaire.

 

Chevrolet 1934

Het hebben van  een auto was, net als dienstpersoneel, een belangrijk statussymbool. In heel België reden in 1934 amper 250.000 auto's rond. Uit een advertentie van de inboedelverkoop weten we dat in de garage van de villa een Chevrolet 1934 moet hebben gestaan. Het merk bracht in dat jaar 14 modellen op de markt. De Belgische verdelers boden de auto's aan met een prijskaartje tussen de 30.000 fr. en de 50.000 fr.

Nachthal

Plankenvloer met "jaspeertechniek"

De plankenvloer in de nachthal werd beschilderd met de zogenaamde "Jaspeertechniek". Het "jasperen" betekent zoveel als "bespikkelen" en is afgeleid van jaspis, een halfedelsteen met een karakterestiek vlekkenpatroon. De techniek bestond uit het tamponeren van verf met doeken, sponzen of papier. Op die manier werden natuursteen, duurdere houtsoorten of tapijt geïmiteerd. De brede boord in de nachthal wijst er op dat men hier tapijt wilde nabootsen. Niet enkel de prijs maakte de imitatie interessant. Een geschilderde plankenvloer is ook hygiënischer en onderhoudsvriendelijker dan een werkelijk tapijt.

Plinten en deurposten in faux marbre

De gejaspeerde vloer was niet de enige imitatie in de nachthal. De plinten en de deurposten waren ook voorzien van een imitatieschildering waarbij men het effect van marmer probeerde te bereiken. Hier was hoogstwaarschijnlijk de prijs doorslaggevend om voor imitatie te kiezen. De geprofileerde, op maat gemaakte stukken zouden in echt marmer een pak duurder zijn geweest.

Reliëffries met festoenen

Hoewel de muren van de nachthal geen decoratie of motieven bevatten, was er wel een reliëffries ter hoogte van de scheiding van de verdiepen. Het bestond uit een repititie van festoenen die werden samengehouden door weelderige strikken. Dat element kan men beschouwen als een herinnering aan de 19de-eeuwse traditie om gangen en traphallen in een neoklassieke stijk aan te kleden. De ornamenten werden waarschijnlijk geprefabriceerd en ter plaatse aangebracht.

Tafelkleed versierd met kruissteekjes

Het enige - zichtbare - meubelstuk in de nachthal was een ovalen of ronde tafel met daarover een lichtgekleurd tafelkleed. Het vierkante tafelkleed werd versierd met een rand en een centraal motief, uitgevoerd in kruissteken. Dergelijk handwerk behoorde tot de zogenaamde "huisvlijt". Van vrouwen werd verwacht dat ze een basiskennis hadden van allerlei soorten handwerk zoals naaien en borduren. Merklappen met een geborduurd alfabet of boekjes met patronen getuigen hiervan.

Damesbuste

De nachthal werd overschouwd door een damesbuste op een tafeltje, een sokkel of iets dergelijks. De buste kan uitgevoerd zijn in tal van materialen zoals albast, marmer of gips. Als men goed kijkt, ziet men een klein stuk textiel onder de buste. Misschien ging het wel om een heiligenbeeld dat was opgesteld op een klein "huisaltaartje."

Vliegenpapier

Van het plafond hing een rolletje vliegenpapier naar benden. Het papier was met een kleverig materiaal bestreken dat vliegen aantrok waardoor de beestjes bleven kleven. Ook in de kinderslaapkamer hing zo'n vliegenvanger aan de lampenkap. De onmiddellijke nabijheid van het Fort van Merksem met een slotgracht met stilstaand water, kan misschien de oorzaak zijn geweest van vliegenoverlast tijdens de zomer. Zoals blijkt uit andere casussen, kwamen de vliegenvangers vaker voor tijdens het interbellum.

Ouderlijke slaapkamer

Balatum of linoleum

Zowel de ouderlijke slaapkamer als de kinderkamer zijn voorzien van dezelfde vloerbekleding met een geometrisch patroon in contrasterende kleuren. Dat het om een glad oppervlak gaat, is goed te zien op een van de foto's waarop het daglicht wordt weerspiegeld op de vloer. Waarschijnlijk ging het om linoleum of balatum. Beide materialen konden bedrukt worden en waren bovenal onderhoudsvriendelijk en hygiënisch. Het is niet onmogelijk dat onder deze vloerbekleding, net als in de nachthal, een 'gejaspeerde' plankenvloer lag.

Behang in panneaux 

Het behang in de ouderslaapkamer is in panneaux of panelen opgehangen zoals dat in de mode was tijdens de jaren 1920. De panelen werden afgeboord met een dunnere strook behang, ook wel bordure genoemd. In dit geval gaat het om een bordure met zigzagmotief. Het motief van het eerste behang is puur geometrisch en paste in de geest van de jaren 1920 en de art deco. Toch moet men de vernieuwing van deze geometrie niet overschatten. Ook in voorgaande perioden behoorden geometrische motieven tot het keuzepallet.

Paneeldeur met 'bergjesglas'

Men betrad de slaapkamers door een paneeldeur met een venster. Het venster is verticaal in drie gedeeld en voorzien van zogenaamd 'bergjesglas'. Dat glas liet het daglicht doordringen tot de nachthal en tegelijkertijd werd de privacy in de slaapkamer gegarandeerd. Dergelijke paneeldeuren werden industriëel vervaardigd en kwamen dan ook vaak voor in interbellumwoningen.

Marmeren schouwmantel

Hoewel de nagelvaste afwerking van het interieur van de ouderslaapkamer min of meer getuigde van actuele ontwikkelingen in stijl en materialen, valt de schouwmantel toch wat uit de toon. De uitvoering in marmer en de vormgeving in Lodewijk XVI-stijl verwijzen nog naar een 19de-eeuwse traditie. Het marmer was mogelijks rouge royal (een Belgische marmersoort) of gris St-Anne (Frans van oorsprong).

Slaapkamerensemble in neo-Lodewijk XVI-stijl

De ouderslaapkamer was bemeubeld met een typisch slaapkamerensemble. Dergelijke meubelensembles ontwikkelden zich aan het einde van de 19de eeuw en bestonden uit een vast aantal onderdelen in één, verbindende stijl. In dit geval ging het om een tweepersoonsbed, een spiegelkast, een toiletcommode, twee nachtkastjes en een paar stoelen. De verbindende stijl was hierbij de neo-Lodewijk XVI-stijl met zijn kenmerkende cannelures en vierkantige rosetten. Ook de laurierkrans keert zowel in het bed als in de spiegel terug, maar is in deze verschijning minder typisch voor de originele Lodewijk XVI-stijl. Daarom spreekt men ook over een neostijl.

Sierkannen in art nouveau

De sierkannen op de schouw waren uitgevoerd in een "toegankelijke", florale art nouveaustijl. "Toegankelijk" in de zin dat de stukken niet doordrongen waren van de stijl, maar eerder "beplakt" waren met typische motieven zoals de zweepslaglijn en de vrouwenfiguur in het handvat. Dat gebeurde wel vaker bij massaproducten die bij een groter publiek in de smaak moesten vallen. Typologisch en in algemene vorm sloten de kannen erg aan bij de historiserende en eclectische voorbeelden, maar in ornament spraken ze een art nouveautaal. De aanwezigheid van deze vazen moet men dus ook niet interpreteren als een gewaagd stilistisch statement. De productie moet men situeren in de historische regio Bohemen tussen 1900-1920.

Lampetstel Boch La Louvière, decor 'Hongrois'

Op de toiletcommode stond een lampetstel afkomstig uit de werkplaatsen van de Belgische faiencerie Boch La Louvière. Hun producten waren steeds samengesteld uit een model enerzijds en een decor anderzijds. Het model is te identificeren aan de hand van een foto uit het Boch archief, maar een naam is tot nog toe niet bekend. Het lithografische decor is dat met de naam "Hongrois".  Een naamgeving die verwijst naar de Centraal- of Oost-Europese art nouveaustijl waarin het decor was uitgevoerd.

Figurengroep

Centraal op de schouw stond een figurengroep die een koppel afbeeldde die aanstalten maakte een kus te geven.  Een hond kwispelde aan hun voeten. Het ging om een pastoraal, lieflijk tafereel zoals in de 18de-eeuwse biscuits. Biscuit lijkt hier ook het meest waarschijnlijke materiaal. Gezien het amoureuze onderwerp en de plaatsing in de echtelijke slaapkamer, zou het wel eens om een huwelijksgeschenk kunnen gegaan zijn dat het koppel bij hun huwelijk in 1919 ontving. Bovendien werd het beeld geflankeerd door twee fotografische portretten, waarschijnlijk dat van de echtelingen zelf.

Wijwatervaatje

Naast de deurpost hing een klein wijwatervaatje, mogelijk in keramiek. Het lijkt er op dat dit het enige religieuze object was in de ouderlijke slaapkamer.

Kinderslaapkamer

Behang met kersenbloesems

De kinderkamer was tot op deurhoogte behangen met behang geïnspireerd door de Japanse treurkers (prunus subhirtella pendula). Deze inspiratiebron lijkt aan te sluiten bij de stroming van het Japonisme. Er zijn gelijkaardige ontwerpen uit het interbellum bekend die in verschillende kleuren werden uitgevoerd. Het illustreert onmiddellijk de moeilijkheid van zwart-wit opnames waarbij het gissen blijft naar de oorspronkelijke kleuren.

Handdoekenrekje 

Net als de ouderlijke slaapkamer, was de kinderslaapkamer bemeubeld met een typisch slaapkamerensemble. Deze keer was het echter aangevuld met een handdoekenrekje dat naast de toiletcommode was neergezet. Tussen de twee verticale staanders konden twee touwtjes gespannen worden om een handdoek te laten drogen na gebruik. Soms trof men ook exemplaren aan met glazen staafjes. Op deze foto is het materiaal niet geheel duidelijk.

Gehaakte beddensprei

Het bed van het zoontje was opgemaakt met een gehaakte beddensprei. Ook het haken behoorde tot de klassieke huisvlijt. Uit het dossier weten we echter dat de de vrouw des huizes het niet erg op had met dergelijk handwerk. Zulke spullen kon men natuurlijk ook gewoon in de winkel kopen ...

Wijwatervaatje en souvenirs uit Lourdes

In de kinderkamer trof men een aantal religieuze objecten aan te beginne met een wijwatervaatje naast de deurpost zoals ook bij de ouders het geval was. Het ging om een vijfhoekig plakket - hoogstwaarschijnlijk in marmer of onyx - waarop een medaillon was aangebracht met daaronder een metalen beugel die een klein glazen reservoir vasthield. Verder stond op de schouwmantel een beeld dat Bernadette Soubirous afbeeldde, geknield voor de Heilige Maagd. Dergelijke beelden waren vaak in gips en werden meegenomen als souvenir van een bedevaart naar Lourdes. Ook de geprofileerde plaquette aan de muur zou een Louders souvenir kunnen zijn, gezien de gelijkenissen die het vertoont met gekende voorbeelden. Verraden deze souvenirs een (school)reis naar Lourdes?

Beeld van zittend kindje

Rechts van het Lourdestafereel stond op de schouwmantel nog een ander beeld van een zittend kindje. Het figuurtje kon niet worden geïdentificeerd. Dergelijke beeldjes waren vaak reproducties van beelden uit de 18de eeuw zoals "Enfants à l'étude" die een meisje en een jongen afbeeldden die aan het lezen en het schrijven waren. In een kinderkamer zou zo'n didactisch onderwerp op zijn plaats lijken. Uiteraard was een meer religieuze thematiek niet uitgesloten.

Paar kandelaars

De beelden op de schouwmantel werden vergezeld door een paar kleine kandelaars waardoor een klein huisaltaartje ontstond.

Verlichting en verwarming

Elektrische schakelaars en stopcontacten

De villa was volledig van elektriciteit voorzien. In de nachthal was een dubbele schakelaar aanwezig en in de slaapkamers was naast de deurpost steeds een combinatie voorzien van een schakelaar en een stopcontact zoals gebruikelijk in de jaren 1920. De gebruikte materialen kunnnen porselein en bakeliet zijn geweest, eventueel gemonteerd op een houten plaatje. Belangrijk om op te merken : in de nachthal werden de leidingen in de muur ingewerkt, bij de slaapkamers waren de leidingen zichtbaar, boven het behangpapier.

Lampenkappen met kralen en franjes

In beide slaapkamers kan men op de foto's een glimp van de lampenkap opvangen. Aangezien er in elke slaapkamer telkens maar één schakelaar en stopcontact aanwezig was, kan men er van uitgaan dat deze lampen de enige elektrische verlichting in de kamers waren. Volgens de actuele "lampenkappenmode" waren de stoffen kappen voorzien van kraaltjes en franjes.

Centrale verwarming met radiatoren

Uit de verkoopsadvertentie van het huis weten we dat er in de villa centrale verwarming aanwezig was. Dat zien we bevestigd in de radiatoren in de slaapkamers. Het is echter de vraag of deze centrale verwarming reeds bij de constructie van het huis of pas later werd geïnstalleerd. De schouwmantels in de kamers zijn dichtgemaakt en behangen. Zouden daar voordien (gas)kachels hebbengestaan? Centrale verwarming was overigens nog een relatief luxueuze voorzieninge tijdens het interbellum.