Losse inrichting

Meubilair in het interbellum: Discrepantie tussen de woonadviezen en de realiteit

Wie er een boek over interbellummeubilair op na leest zal hoogstwaarschijnlijk stuiten op art nouveau en art déco meubelontwerpen. Het hoeft echter gezegd dat deze meubels slechts weggelegd waren voor een kleine elite. Handelscatalogi uit het eerste kwart van de 20e eeuw verraden dat neostijlen nog bijzonder populair waren en doorgaans heel betaalbaar. Wie zich daarentegen beroept op woonadviezen geschreven tijdens het interbellum krijgt dan weer een heel ander beeld van het doorsnee interbelluminterieur. Tijdens het interbellum propageerde verschillende groepen –waaronder woonadviseurs, architecten en verenigingen– een sobere inrichting. Comfort, hygiëne en gebruiksgemak dienden als nieuwe woorden voor de wooncultuur. In wat volgt onderzoeken we aan de hand van enkele specifieke meubels en gebruiksvoorwerpen hoe de realiteit zich verhoudt tot woonadviezen. Daarbij zal specifiek gekeken worden naar hoe die zich vertalen bij verschillende klassen.

De buffetkast, verbannen maar geliefd 

Woonadviezen hadden ook invloed op het uitzicht van de keukenkast. Het advies luidde dat buffetkasten de nieuwe waarden niet ten goede kwamen. Hoewel alle woonopvoeders functionaliteit en hygiëne naar voor schoven, bestonden er ook tegenstrijdigheden tussen adviezen die zich op verschillende doelgroepen richtten. Zo adviseerde De Boerin (tijdschrijft voor de landelijke bevolking) om buffetkasten aan te schaffen, maar dan zonder versiering. Bâtir (tijdschrift voor de gegoede burgerij) wees de buffetkast resoluut af en propageerde rationeel ingerichte keukens met ingebouwde keukenkasten. 
Uit enkele foto's van Antwerpse interbellum interieurs, blijkt dat de adviezen in de realiteit niet vaak of slechts gedeeltelijk toegepast werden. Zowel voorbeelden uit boerenwoningen als rijhuizen tonen dit aan. Daarnaast kan eenzelfde conclusie getrokken worden voor de onderzochte interbelluminterieurs uit Oost-Vlaanderen, waar geen enkele kast conform is aan het gangbare woonadvies. Slechts één interieur toont een 'moderne keukenkast': een villa in Kapellen. Maar ook deze is nog niet volledig ingericht naar functionaliteit en hygiëne. 

Een houten of metalen bed: een ideologische keuze? 

Het bed, de plek voor rust, intimiteit en individualiteit. Een plek waar nood is aan hygiëne zodat er een gezonde slaapomgeving gecreëerd wordt. Dit was een aspect waar woonadviseurs erg op hamerden. Ze pleitten voor slaapkamers met ramen die de toevoer van frisse lucht en zonlicht mogelijk maakten. Het bed werd idealiter met zijn hoofdeinde tegen de muur geplaatst, zo was het gemakkelijk toegankelijk en onderhoudbaar. Op vlak van materiaal opteerden ze vanaf de jaren 1920 voor sobere, metalen bedden. Deze waren hygiënischer en gemakkelijker te onderhouden dan de houten bedden.

Geen toppen en krullen die gauw losgaan en waar het beddengoed inhaakt en zich scheurt. Geen parade-bed, maar wel een degelijk, sterk, eenvoudig bed waarin de kinderen van uw kinderen nog even goed zullen slapen als gij!” - tijdschrift De Boerin (1929) 

Niet iedereen volgde dit advies en koos finaal toch voor een houten bed, vaak decoratie in neostijlen. Vooral de behoudsgezinde burgerij gebruikten stijlen uit het verleden als een gevestigde waarde. De functionele metalen bedden werden geassocieerd met het socialisme en bijgevolg met de arbeidersklasse.

Zaak 24: foto 3 (detail bed)

Hoe het niet moet volgens de huishouddeskundigen: een houten bed met een rijkelijk gedecoreerd hoofduiteinde

Zaak 26 : foto 1 (detail bed)

Conform de woonadviezen: een metalen bed met een sober, geometrisch ornament.

De hygiënische keuken 

In het antebellum werden huizen ontworpen met keukens die werden gescheiden van de woon-en eetkamers. Ten tijde van het interbellum veranderde deze ideologie geleidelijk aan. Vrouwen werkten niet meer in de kelder helemaal afgezonderd van de leefruimten. De keuken staat voor de voorstelling van de welvaart van het huis. Een versobering van niet alleen de meubels, maar ook de keukenapparaten, servies en keukengerei werden de norm. Marie Parent benadrukte samen met Marie du Caju dat gezondheid de voornaamste bekommernis van de vrouw in het interieur moest zijn. Hierin zouden de modernisten zich nog meer verdiepen met de laboratorium keuken. Het achterwege laten van kostelijke en zinloze versiering was daarin hoogstnoodzakelijk. Maar in de realiteit is er vaak geen sprake van een multifunctionele, geordende, hygiënische keuken. 

keukenapparatuur

In 1934 wordt in Bâtir een lijst met benodigde apparatuur beschreven voor in de keuken. Hoewel de focus ligt op een elektrische keuken volledig ingericht met elektrische apparaten werd in de realiteit vaak gas-apparatuur geïnstalleerd. In de perfecte keuken moest alles eenvoudig zijn en binnen handbereik. Opmerkelijk is dat veel keukengerei werd gestandaardiseerd. De Amerikaanse inspiratie met zo weinig mogelijk decoratie werd het voorbeeld. Toch zijn er in de foto’s van gerechtelijke politiedossiers nog veel invloeden te zien van de klassieke stijlen en het materiaal in de keuken werd steeds gekenmerkt door een veelheid aan versieringen en toepassingen van reliëf op potten, theepotjes, bewaarpotten, koffiekopjes, … 

Potten en pannen

Op de foto’s zijn afbeeldingen te zien van potten en pannen in alle denkbare vormen en afmetingen. In de tijdschriften van de jaren dertig wordt besproken dat potten en pannen er licht moesten uitzien. Daarom werd het meeste keukengerei wit gekleurd. Sommigen bestaan uit ijzer zoals messing, tin maar ook uit aardewerk. Juliet Corson benadrukte in 1879 al het belang van koperen keukengerei in haar kookschoolboek en huishoudgids voor koken en keuken Management. In de jaren dertig droegen ‘Good Housekeeping’ advertenties op voor een vernikkelde koperen keukengerei. Ze schreef dat er geen twijfel kon bestaan over de superioriteit van koper kookgerei boven dat van een ander metaal. Koperen materialen waren wel duurder dan deze van ijzer of tin, daarom dat veel gezinnen potten en pannen uit ijzer of aardewerk gebruikten. In een aantal dossiers zijn een aantal lampetkannen te zien. Het is bizar dat de lampetkan nog steeds een heel gewoon gebruiksvoorwerp was. Dit zou erop kunnen wijzen dat niet iedereen in het bezit van een degelijke badkamer was. 

Verlichting voor iedereen? 

Op het gebied van verlichting verliepen de ontwikkelingen minstens even snel en ingrijpend. Veel huishoudens uit de midden-en hogere klasse lieten in die periode een elektrische installatie met lampen en stopcontacten in hun woning aanbrengen. Maar niet iedereen kon zich aanpassen. Hoewel tegen de jaren 1920 elektrisch licht in huizen gebruikelijk was geworden, bleef voor de armen op het platteland die ver van de macht van elektrische installaties bleven, het gebruik van olielampen en lantaarns in gebruik zoals ook te zien is op de hoeve uit het gerechtelijke dossier van de politie. 

De comfortabele stoel

Zitmeubilair was onontbeerlijk in het interieur, er werd bijgevolg veel advies omtrent stoelen en zitbanken gepubliceerd. Vooreerst hechtten de woonopvoeders veel belang aan de ingebruikname van een comfortabele zitbank. Een grondige studie van foto’s uit het gerechtelijk archief geeft aan dat deze zitbank nagenoeg nergens aanwezig was. De chaise longue daarentegen was nog een bijzonder geliefd zitmeubel. Daarnaast werden ook voor stoelen adviezen uitgevaardigd. Wat het materiaal betreft, bleven sommige woonopvoeders nog steeds grote voorstander van hout. De houten stoel is dan ook zeer aanwezig in de bestudeerde interieurfoto’s. Zowel de bekende stoel van de firma Thonet uit gebogen hout als de ‘boerenstoel’ met geweven zitvlak komen meermaals terug in de bestudeerde interieurs.